Kennisbank

Auto’s en fietsers worden “gezien” door detectielussen. Dit zijn die zwarte lijnen (zaagsneden) die vaak in de weg te zien zijn. Wanneer een auto of een fiets op de detectielus staat wordt er groen licht aangevraagd. Wanneer het verkeerslicht groen is geworden gebruikt het systeem de meldingen op de detectielussen om het verkeerslicht op groen te houden of naar geel-rood te gaan. Een detectielus “ziet” een fietser, motor of auto omdat er metaal in het voertuig zit. Het heeft niets te maken met het gewicht, wel met de hoeveelheid metaal. Omdat fietsen minder metaal bevatten zijn detectielussen voor fietsverkeer anders ingesteld dan voor autoverkeer.

U kunt dan terecht bij de wegbeheerder. In principe is Rijkswaterstaat de wegbeheerder van de snelwegen, de provincies voor de provinciale wegen, de gemeenten voor de lokale wegen en de waterschappen voor de waterschapswegen.

Hebt u het antwoord op uw vraag nog niet gevonden? Neem dan contact met ons op via het contactformulier of stuur een mail aan info@verkeerslicht.nl

Wanneer de verkeersonveiligheid te maken heeft met een verkeerslichtenregeling kunt u die als een melding op onze site invoeren. Voor algemene opmerkingen over verkeersonveiligheid en onveiligheid op locaties zonder verkeerslichten kun u contact zoeken met de betreffende wegbeheerder of met de politie.

De verkeerslichten voor voetgangers staan in tegenstelling tot de andere lichten aan het einde van de oversteek. Een overstekende voetganger blijft dus het verkeerslicht zien. Als deze vervolgens groen gaat knipperen kan dat verwarring veroorzaken. Als het goed is blijft het verkeerslicht groen totdat ongeveer de helft à twee derde van de oversteek is afgelegd. Daarna volgt altijd nog groen knipperen en een extra tijd (ontruimingstijd) voordat het andere verkeer gaat rijden. Zelfs een voetganger die aan de oversteek begint wanneer het licht net op rood is gesprongen kan de overkant nog veilig halen. Mits goed ter been.